Een zeegevecht voor Egmond aan Zee 10 Juni 1944

 

G.H.Deiters V1314

Een zeegevecht voor Egmond aan Zee 10 Juni 1944.

 

Risico’s en organisatie

 

 

Sedert 1914 konden grote(re) schepen vanwege het onnodige grote risico door mijnen en torpedo,s steeds minder opereren nabij vijandelijke kusten en sedert de ontwikkeling van het luchtwapen waren de kansen nog geringer geworden. Tenzij men een overwicht in de lucht boven het betreffende zeegebied had, het geen in WO 2 Hier pas het geval was in 1943/44. De Royal Nayy gaf bovendien wat betreft organisatie en materieel terecht voorrang aan de beheersing van de grote scheepvaartroutes op de wereldzeeën tussen de delenvan het Britse Rijk. Dien ten gevolge bezat zij in het begin van de Tweede Wereldoorlog slechts een gering aantal MTB,s,vaartuigen van verschillende typen,die door een aantal werven op eigen initiatief ontworpen waren. Van een goede organisatie van het MTB wapen was bij de Royal Navy dan ook geen sprake,integenstelling tot de Kriegsmarine waar wel een goede organisatie en doctrine op het gebied van hun Schellboote bestond.

 Kustconvooien

Toch was voor de geallieerden de bestrijding van de Duitse kustconvooien belangrijk,aangezien die ijzererts vervoerden van Scandinavië naar Rotterdam(Ruhrgebied). Zonder dit ijzererts zou de Duitse oorlogvoering zeker in ernstige moeilijkheden zijn gekomen,vooral in de winter als de Oostzee deels dichtvriest. Wegens het bovengenoemde gebrek aan organisatie en materieel bij het MTB wapen moesten de Britten zich de eerste oorlogsjaren dan ook behelpen met alleen luchtaanvallen door het Coastal Command van de RAF(doch operationeel onder de Royal Navy). In de zomer van 19942 kwam daar echter verandering in, toen men de achterstand op MTB gebied min of meer had ingelopen.In die periode verschijnt de Britse luitenant ter zee Dickens (nazaat van de beroemde schrijver) bij Terschelling. En brengt de Duitse, Geleite (konvooien) met zijn MTB de eerste verliezen toe. Sedertdie zal de  Kriegsmarine terdege rekening moeten houden met een steeds toenemend aantal nachtelijke aanvallen door MTB’s, gesteund door MGB’s (motergunboats). Meermalen verschenen zij in de onmiddelijkke nabijheid van de kust, zoals Ltz. Bradford, die op 500 meter van de pieren van IJmuiden het door de Duitsers in beslag genomen Nederlandse passagiersschip Baloeran (van de Rotterdamse Lloyd) torpedeerde  na eerst nog een slag in het rond te hebben gemaakt om een beterde lanceerpositie te komen.

Personeel en bewapening

Naast beroepspersoneel van de ‘’Royal Navy”en van de ,, Royal navel Reserve”bestond het grootste deel der bemanning op de MTB’s uit leden van de z.g. ,,Royal Naval Volunteers Reserve” die geen beroepszeelieden waren. Ook bij de Duitse Sicherungsverbande (Vorpostenboote, Hilfsminensucher,enz) diende grotendeels reserve-personeel, dat ten dele bestond uit niet beroeps zeelieden en ten dele uit visserij-bemanningen van de meest uit verbouwde trawlers bestaande schepen. De Britse MTB’s waren door hun benzinemotoren kwetsbaarder dan de Duitse Schnellboote ,die dieselmotoren hadden, doch boden door hun gemiddeld geringere grootte minder trefkans dan de laatste (kleiner silhouet). De torpedobewapening van een MTB bestond uit twee tot vier lanceerbuizen, de artillerie uit enkele mitrailleurs van 20 mm, tevens twee dubbel-Opstellingen voor mitrailleurs van 12,7 mm (de zogenaamde punt 50). De MGB’s misten veelal de lanceerbuizen, maar voerden nog wel een tweeponder (40 mm) volautomatisch kanon vooruit. De doorsnee bewapening van hun opponenten, de Vorpostenboote bestond uit een kanon van 8,8 cm op de bak, een semi-Automatisch kanon van 3,7 cm en 4 tot 6 mitrailleurs van 20 mm; behalve de 8,8 cm was alles luchtdoelgeschut (Flak), dat tevens diende tot bestrijding van de MTB’s. Het kanon van 8,8 cm diende daarbij om licht-Granaten af te schieten.

 ,,Sperrgruppen”

 Vanaf begin 1942 begon het Bomber-command van de RAF met een steeds in hevigheid toenemende mijnencampagne. Op de West-Noordwest route werden in het eerste half jaar van 1942 al 4000 mijnen geworpen, meest van het magnetische eakoestische type.(de eerste reageren op veranderingen in het magnetisch veld door een varend schip, de tweede soort op schroefgeruis e.d). Bovendien kwamen er mijnen met een gecombineerd karakter en met een vertraging in de activering, waardoor ze pas sprongen nadat het gebied al enkele malen geveegd was. Aangezien de kustverlichting gedoofd was, de Nederlandse kust zeker ’s nachts weinig kenbare punten biedt, alsmede door het toenemende aantal oorlogs-Wrakken, waren de Duitsers wel gedwongen om voor hun konvooien een oorlogsbetonning langs onze kustroute te leggen. Het nadeel was echter,dat de MKB’s daar dan vaak op de loer gingen liggen of kleine verankerde contactmijnenvelden legden nadat het gebied was geveegd. Door dit alles was het normale mijnenvrij houden van een route met Hilfsminer-sucher  niet meer afdoende. In 1943 moesten de Duitsers er dan ook toe over gaan om voor elk konvooi uiteen Sperr-gruppe van  Voorpostenboote te laten stomen,die tevens met mijnenveegtuig waren uitgerust,teneinde mijnen,diemogelijk zouden zijn gelegd kort voor het passeren van het convooi,op te ruimen en tevens de op de loer liggende MKB,ste bestrijden. Het convooi zelf werd beschermd door een voor, een achter en twee of meer aan weerzijde ervan varende Voorpostenboote.

De 10e Juni 1944

Het is een dergelijke Sperrgruppe bestaande uit boten van de 13e en 20e Vorpostenboote flottielje, waarop de 58e Britse MTB-flottielje stuit in de nacht van de 10e Juni. Deze laatste had de avond tevoren bij het vallen van de schemering Great-Yarmouth verlaten met de opdracht,,to attack any ennemy-shipping found between Texel and IJmuiden’’. Het zijn de MTB 687,683,684,681,666 en723. Flottieljecommandant is de Lt.Cdr.Gemmel(RNVR) aan boord van de 687.De Sperrgruppe  voer voor een zogenaamd Westgeleit uit met bestemming Rotterdam. De Duitsers benoemden hun konvooien naar de richting waarin ze in de Duitse Bocht voeren; een langs de Hollandse kust zuid gaand konvooi was dus een Westgeleit en een met bestemming Duitse of Scandinavische havens een Ostgeleit. Commadant van de Sperrgruppe was Kapitan-leutnant der Reserve De Lobeck aan boord van de V1317. Alle boten voeren met uitstaand mijnenveegtuig. Het was mede hierdoor dat ze hun onderwaterluisterapparatuur niet goed konden gebruiken en bovendien was het zicht slecht met mistvlagen,afgewisseld door motregen. Verder waren ze niet in het bezit van,,Funkmesz-ortungsgerate’’(Duitse radars).Om 00.31 (GMT) wordt aan boord van de MTB’s radarcontact verkregen met 4 grote trawlers in de positie 52-40’N04-32E,ongeveer 4 zeemijlen uit de kust tussen Bergen en Egmond aan Zee. Volgens Britse gegevens weet de gehele flottielje onopgemerkt de vijand te naderen tot op 400 meter!. Vier boten vuren hun torpedo’s af en melden treffers op drie schepen, die in de lucht vliegen. Volgens het Duitse verslag werden de torpedo’s op grotere afstand gelanceerd, maar zij bevestigen de onopgemerkte nadering der MTB’s waarbij om 01.40 (Duitse tijd) NW van Egmond de V1314 (ex-trawler G.H.Deiters gebouwd 1938, 533 Bruto Registerton en de ,,V2021”(ex-trawler Nurnberg gebouwd 1938 472 BRT beide door twee torpedo’s werden getroffen en daarop zeer snel zonken. De overige boten kapten nu onmiddellijk hun mijnenveegtuig en openden het vuur met hun 8,8 cm en 10,5 cm kanons (de 20 Vp .flottielje had dit zwaardere kaliber) waarbij men met de lichtgranaten vergeefs de MTB’s probeerde te ontdekken. Toch werd de 681 getroffen(een dode). Op de terugweg moest deze MTB later worden verlaten; de inmiddels op een vlot ronddrijvende bemanning werd nadat hun boot gezonken was, om 04.30 GMT opgepikt door de andere boten.

Totale verliezen

Intussen waren de MTB’s om 02.30 (GMT) wederom op een groep van 5 trawler gestoten,die met zoeklichten kennelijk de zee afzochten naar overlevenden van de eerder getorpedeerde boten. Om 02.50 werd nu de V2020 (ex-trawler A.Becker gebouwd 1938, 475 BRT) eveneens door twee torpedo’s getroffen en zonk in korte tijd. Totaal verloren de Duitsers gedurende deze nacht drie Vorpostenboote,terwijl hun personeelsverliezen bedroegen 7 doden,63 vermisten en 40 gewonden. Daartegenover stond dus aan Britse zijde het verlies van een MTB en een dode. Na dit verlies besloten de Duitsers voortaan verder in zee een verhoogde beveiliging mee te geven, bestaan de uit ,,Raumboote”(kleine snelle mijnenvegers). De benaderde wrakposities van de ,,Vorpostenboote””: V1314 en V2021 op 52-38N 04-31-5E en van de V 2020 52-37N 04-32E.

De spook-MTB 666

Een maand later leed de Britse 58e MTB-flottielte echter nog een verlies, toen na bekomen treffers de MTB 666 bij IJmuiden verlaten moest worden. Kennelijk wel wat te haastig, want de boot zonk niet snel, zodat de Duitsers erin slaagden deze boot als krijgsbuit IJmuiden binnen te slepen- en na het nodige geknoei binnen de Schnellbootbunker te brengen. Daar beging men de blunder door de hoog octaangehalte benzine binnen de gesloten ruimte te gaan overpompen met een open benzinemotorpompje. Een geweldige klap was het gevolg, waarbij niet alleen de MTB 666 grondig vernield werd, maar ook aan de Duitse boten de nodige schade werd toegebracht. Sindsdien liep in IJmuiden het verhaal dat de Britten met opzet een tijdbom in de boot hadden achtergelaten doch hiervan is volgens Britse bron geen sprake geweest.

De Sicherungsverbande

Gerekend over de periode van 5 jaren waarin de Sicherungsverbande de bescherming van hun konvooien langs de Nederlandse kust hebben uitgevoerd onder voor hen steeds slechter wordende omstandigheden, moet toch nog van een redelijke prestatie worden gesproken, dat bv de 13 Vorpostenboote soms in samenwerking met andere flottieljes totaal 3142 schepen met meer dan 7 mil BRT hebben begeleid bij een verlies van 23 koopvaardijschepen en 9 Vorpostenboote van deze flottielje, waarvan totaal 750 man sneuvelden. 83 vliegtuigen werden neergeschoten en ongeveer 15 MTB’s vernietigd. Als Sperrgruppe ruimde zij meer dan 400 mijnen op. Bestonden in het begin de Geleite uit 10 tot 16 koopverdijschepen,aan het eind van de oorlog bedroeg dit vaak niet meer dan enkele schepen. In het laatste jaar bestonden de Ostgeleite nog hoofdzakelijk uit half afgebouwde schepen, drijvende kranen, e.d. die men naar Duitse havens in veiligheid wilde brengen.

Epiloog

Zolang een van de maritieme hooftverkeeraders langs de kust van Noord-Holland loopt, heeft bij tijd en wijle ook de vaste wal iets gemerkt of de invloed ondergaan van de zeeoorlog en eventueel daaruit voortvloeien de amfibische acties. Onverschillig of dat nu was in 1572/73, 1672/73, 1797 en 1799, 1917 en 1944. De vraag rijst of de Koninklijke Marine niet een taak gehad zou hebben bij convooibestrijding lans onze kust, temeer daar motortorpedoboten ook zouden hebben gepast in de bij de ,,neutraliteitspolitiek”van voor Mei 1940 behorende strategie. Het antwoord is dat in de vooroorlogse bezuinigingspolitiek aan materieel voor Nederlands-Oost-Indie de voorrang werd gegeven. Kort voor de oorlog werd evenwel besloten tot de bouw van motettorpedoboten voor Nederland,waartoe in Engeland een boot als prototype gekocht was. Het was weer het oude liedje; bezuinigen ,uitsmeren over te veel jaren, te laat op de mart komen!. Reeds op stapel staande boten vielen,evenals in aanbouw zijnde kanonneerboten, op de werven in Duitse handen. Verder hadden wij van 1940-45 nog met het nadeel te kampen dat men praktisch van noemenswaardige personeelsaanvulling vanuit Nederland was verstoken. Daardoor begon de opbouw van een Nederlandse MTB-flottielje, die vanuit Dover opereerde ook pas in 1942. Deze boten waren kleiner en hadden minder actieradius van de Britse van de 58 MTB-flottielje. Zodoende zij Nederlandse oorlogschepen gedurende de bezettingsjaren nimmer onder onze kust geweest. Het zou ons een hart onder de riem gestoken hebben.

C.J.W. Evers